maandag 30 maart 2015

Toetsenmakers, vreemde wezens? Citotoer 3.0 - voorjaar 2015

In de buitenwereld staat het Cito –en dus de citomedewerker- niet als heel ‘aaibaar’ bekend, maar van dichtbij blijkt dat toch verrassend anders te zijn. Ze hebben het imago van arrogant, terwijl ze hun stinkende best doen om aan te sluiten op de onderwijspraktijk.

Ik werp mij hierbij op als bruggenbouwer, want ik kreeg tijdens de nieuwe Citotoer 3.0 - waar de nieuwste LVS toetsen in workshops aan de mogelijke afnemers worden getoond- een positiever beeld dan ik tot dan toe had. (Ik was daar de dagvoorzitter) Ook de reacties van de deelnemers tijdens de Citotoer in Zwolle waren overwegend positief, al blijft er altijd voor iedereen wel een probleem met dit soort toetsen, omdat nooit elke toets op ieder kind past. Dat is het dilemma van het soort toetsen dat Cito maakt. Het doel van deze toetsen is nu eenmaal meten waar alle kinderen qua niveau staan, de school kan daar zelf weer lessen uit trekken.

Met open mond heb ik gekeken naar de grafieken die mij en de deelnemers voorgetoverd werden bij de workshop ‘Schoolzelfevaluatie’. Onvoorstelbaar wat je met die toetsen allemaal kan meten. Niet alleen het absolute niveau van waar leerlingen staan, maar ook -nog veel interessanter- of ze veel of weinig vooruitgang hebben geboekt, of zelfs achteruit zijn gegaan. Zo kan iemand die hoge scores haalt, een negatieve score op vooruitgang laten zien. En andersom. De absolute score zegt nog maar heel weinig, groei zegt wellicht meer.




Zo worden ook vaardigheden los van de absolute score bekeken. Met welke sommen heeft deze leerling moeite? Wellicht zit er ergens maar één kinkje in de kabel in de strategie die hij/zij hanteert. Door via de analyse te zien in welke vaardigheid deze leerling herhaaldelijk fouten maakt, kan je dat met instructie snel wegwerken.

Ook werden mij analyses van hele jaargroepen voorgetoverd: de gemiddelde prestaties van deze groep gemiddeld over een aantal jaren en dat weer afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Met één druk op de knop kan je dat allemaal zien! In groep 3 presteerde de groep bijvoorbeeld bovengemiddeld, maar in groep zes benedengemiddeld. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Zieke leerkrachten gehad? In groep 2 al heel goed voorbereid op groep 3? Een zwakke leerkracht ergens, of een methode die wellicht niet goed past? Met deze gegevens kan je als IB’er, adjunct, directeur op zoek naar oorzaken en dus een passende aanpak.

Je moet wel even die grafieken leren lezen en dat kan je je laten uitleggen door die knappe toetsenmakers. Deze mensen zijn niet de grootste feestbeesten, het zijn en blijven precieze wetenschappers, die hun werk minutieus uitvoeren, maar ze zijn wel degelijk betrokken bij het onderwijs. En: ze praten met trots en enthousiasme over hun werk. Dit menstype laat dit niet meteen zien, maar als je ze er direct naar vraagt: ‘Vindt U dit een mooie grafiek?’ dan gaan ze stralen en zeggen ze : 'Oh ja!'

Een stralende toetsenmaker, dat bestaat!




woensdag 11 maart 2015

Foutloos Nederlands, een gevecht tegen de bierkaai?

Moet het niveau van het Nederlands opgekrikt worden onder hbo-studenten? Zelfs voegwoorden schijnen ze niet meer fatsoenlijk te kunnen hanteren. Ik was bij een bijeenkomst (4-3-2015) van de Vereniging Hogescholen over deze vraag, naar aanleiding van een advies van De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (3-3-2015). Die Raad adviseert om een ‘structureel taalvaardigheidsbeleid’ in het hoger onderwijs op te zetten. De discussie ging over hoe je dit aanpakt; met een diagnostische toets of een selectieve toets? Hoeveel tijd, geld en moeite moet erin gestopt worden en waar haal je dat vandaan? Volgens de aanwezige studenten is er helemaal geen tijd voor, gezien het tempo waarin tegenwoordig gestudeerd moet worden. Verder vond iedereen dat er in geïnvesteerd moet worden, behalve ik, maar ik hield mijn mond, want het zaaltje waar gediscussieerd werd zat vol experts die het echt heel goed voor hebben met onze taal. Passie en bevlogenheid proefde ik en ik wilde hun feestje niet bederven. Daarom deze column achteraf.
Een deskundige dame hield een pleidooi voor een forse inzet op betere taalbeheersing, aangezien er allerlei vaardigheden in dat proces mede ontwikkeld worden: helder denken, het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken, opbouwen van een betoog en goed formuleren. Ik vroeg me af of je deze vaardigheden niet ook ontwikkelt als je een filmpje maakt en monteert. De dame vertelde over een vreemde samenvatting die ze kreeg in de vorm van een A-viertje met plaatjes, pijlen en kreten... Een infographic dus. Ze eindigde haar betoog door haar verbazing te uiten over het feit dat ze onlangs op haar verjaardag bij wijze van felicitatie een whatsapp kreeg met een pictogram van een taartje in plaats van een geschreven bericht. En toen wist ik het: deze dame, en met haar vele aanwezigen in dat zaaltje, inclusief De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, zijn bezig met een achterhoedegevecht. Beste betrokken mensen, geef het op, verdiep je in de wereld van de emoticons en ga Engels erbij studeren!
We leven namelijk in een beeldcultuur en in een wereld waarin de globalisering, en dus het belang van het Engels, snel toeneemt. Lang niet meer alle docenten in het hoger onderwijs zijn van origine Nederlands en dat is maar goed ook. Het belang van onze taal en dus ook het belang dat we als samenleving hechten aan de beheersing daarvan, neemt in rap tempo af.
De status die correct Nederlands ooit had, bestaat hooguit nog bij het fenomeen sollicitatiebrief en ook die wordt steeds meer vervangen door een kort filmpje. Een sollicitatiebrief kan je bovendien, voordat je hem opstuurt, vast wel ergens betaald laten corrigeren. Er schijnt ook zoiets te bestaan als een scriptie-correctiedienst, leerde ik in dat zaaltje.
Het belang dat de samenleving hecht aan foutloos Nederlands neemt gestaag af. Overal wordt meer en meer de schouders opgehaald over foutieve d's, t's en dt's. Wie ergert zich nog aan het door elkaar gebruiken van dat / wat, hun / hen, kun / kan? Ik niet. Wel erg is het vervagende onderscheid tussen jou / jouw en -nog lelijker- me / m'n. Maar je ziet het steeds meer.

Zelf ben ik o.a. docent Nederlands en mij mag je midden in de nacht wakker maken voor een grammaticaal vraagstuk. Ik zie in toenemende mate fouten, die pijn doen aan mijn ogen. Ook in deze tekst staat vast en zeker een fout, zo ja, wijs me erop! Tegelijkertijd vind ik het Nederlands Dictee een affront jegens onze niet-westerse medemens. Waarom vasthouden aan onzinnige taalregels, zoals de werkwoordspelling? Als je maar begrijpt wat er bedoeld wordt!

Thuis heb ik twee studerende jongeren, die mij de taalfouten uit hun werkstukken laten halen (wat ik braaf doe). Overigens zijn daar ook Engelse werkstukken bij en dat beheersen zij beter dan ik, dus die hoef ik niet te doen. Ze lezen niet veel, maar bekijken films en documentaires op internet, monteren filmpjes, maken infographics, en sturen mij whatsappje's, waarin zo veel mogelijk woorden worden vervangen door emoticons. Ik zie het niet als verloedering, maar als verandering.
Als je in het hoger onderwijs wil dat het niveau van het Nederlands toeneemt met behulp van toetsen, lessen en andere maatregelen, zal je fors moeten optreden: de motivatie bij de meeste studenten ontbreekt. De omstandigheden en dus de tijdgeest veranderen in rap tempo. Je kan dit alleen doorvoeren als je op een autoritaire manier een standaard inricht met een lesprogramma; de vraag is of je dat wil. Naar mijn idee is het creatiever om aan te sluiten bij de wereld van de studenten en de veranderingen te accepteren en te omarmen.