donderdag 7 mei 2015

Het geheim van deze kok: Presentatievaardigheden.

Kenmerk van een slechte spreker: die gooit informatie de zaal in en het publiek zoekt maar uit of het luistert. Er is feitelijk geen interesse van de spreker in de luisteraars. Het verhaal kan interessant zijn, maar een deel van de luisteraars haakt af. Het middelbare schoolgevoel van verveling…

Kenmerk van een goede spreker: die stelt zich op als de gastheer / gastvrouw. Deze zorgt dat de luisteraars zich op hun gemak voelen en dat het verhaal aansluit op wat hen bezighoudt. De spreker speelt in op wat er speelt en geeft niemand de kans om af te haken!

De eerste moeilijkheid van spreken in het openbaar is: hoe overwin ik mijn zenuwen? Het antwoord is: door niet met jezelf bezig te zijn, maar met je publiek! Door deze aanpak sla je een brug. Leg je focus bij de overdracht van kennis en bij de ontvankelijkheid van het publiek. Wie daar niet mee bezig is, slaat de plank mis. Er zijn best veel slechte sprekers in ons land, vaak met mooie wetenschappelijke titels voor hun naam...

Wat draag ik hieraan bij in mijn workshops presentatievaardigheden? Mijn doel is: het moet werken wat iemand doet. Bij het publiek moet iets in beweging komen. Alles wat daaraan kan bijdragen is goed. Mijn theaterachtergrond als cabaretier is hierbij zeer waardevol. Het werkt of het werkt niet! Wat moet je doen om het werkend te krijgen? Meer rust? Meer tempo? Minder woorden? Meer woorden? Een vraag stellen? Minder formeel? Helderheid? De zin omdraaien? Alles zoek je af, totdat het werkt! Hierin heb ik 24 jaar ervaring en ik ben er gewoon heel goed in geworden ;).


Ik onderzoek in mijn workshop via een eenvoudige oefening naar wat iemand al meebrengt aan vaardigheden en waar het publiek (de rest van de groep) wel iets meer van zou willen. De al aanwezige vaardigheden versterk ik, de vaardigheden waaraan gewerkt moet worden pakken we aan. Vervolgens zorg ik ervoor dat iemand zich fysiek gemakkelijk –dus niet meer zo overbewust van zichzelf- durft te bewegen.

De introductie is belangrijk, hier besluit het publiek ga ik luisteren, of slapen? Dus ik geef mogelijkheden om een speech (les, verkooppraatje, voordracht) te openen op een originele manier. Ik geef ook mogelijkheden in hoe je contact kan maken: wat voor soort vragen stel je? Ook wordt er geoefend in het omgaan met publiek.

Naast suggesties over opbouw en gebruik van visuele middelen is het belangrijkste: ‘het meten van de uitstraling’. Wanneer is iemand boeiend, wanneer niet? Dus weer: wat werkt en wat werkt niet? Dat bepaal ik niet alleen, daarbij geldt de beleving van de andere deelnemers net zo goed. Het is een eerlijk onderzoek naar wanneer we luisteren en wanneer we afhaken. Dat laatste vooral geeft iemand de tools om nooit meer een tekst een zaal in te strooien en maar te hopen dat iemand iets ervan oppikt. Niks daarvan: ze zullen luisteren en meekrijgen wat jij te vertellen hebt.

Het is jouw moment of fame, wat je paradoxaal genoeg alleen kan pakken als je juist niet met jezelf bezig bent. Ik waarschuw: als het werkt, is het verslavend. Kicken...!


donderdag 30 april 2015

En ze leefden nog lang en gelukkig met fitness!

Onlangs, 23 april 2015, sprak ik bij het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) in het ‘kenniscafé’ een column uit. Het ging over de rol van fitness op gezondheid, mede georganiseerd door Fit!vak. Ik voelde me daar als een fitte vis in het water! Dit is een verkorte (en bijgestelde) weergave van wat ik daar heb gezegd.

Ik ben echt akelig fit en nooit ziek (afkloppen...). Van jongs af aan ben ik een sportfanaat, maar wedstrijdsport -willen winnen- bedierf mijn lol. Ik houd nu van buitensport: mountainbiken, schaatsen op natuurijs, en aangezien er bijna nooit meer ijs ligt: kajakken.
Sinds jaren behoort fitness ook tot mijn wekelijks ‘beweegmenu’. Het hele lichaam wordt even aangesproken en in balans gebracht. Weinig vrouwen van mijn leeftijd (54) zullen er uitzien zoals ik. Mijn dochter (17) zegt vaak bewonderend: ‘Mama, je hebt Madonna-armen!’ Zij is ook gaan fitnessen.

‘Waarom zouden mensen gaan fitnessen en vooral: hoe zorg je ervoor dat ze dat volhouden?’ vroeg Pia Dijkstra als vertegenwoordiger van de Tweede Kamer voor D’66 zich in het kenniscafé af. Fitness heeft misschien een wat slecht imago. Men denkt dat het een beetje showen is, kijken en bekeken worden. Flauwekul! Niks van aantrekken, je doet het voor jezelf.
Het is heel simpel: bewegen, sporten, en met name fitnessen moet. Het woord ‘duur’ viel tijdens het kenniscafé, maar het eigen risico van mijn zorgverzekering hoef ik zo goed als niet aan te spreken. Ik vind wel dat ik forse korting op mijn zorgverzekering zou moeten krijgen! Ook al krijg ik die niet: ik beweeg! En waarom? Omdat ik me daar goed bij voel, zo simpel is het. Fitnessbranche laat meer van je horen, en dan niet altijd die schreeuwende aanbiedingen, maar vertel wat de enorme waarde is, het effect van fitness. Step up!

Het NISB heeft een mooie slogan, die staat onder aan haar mails: ‘NISB brengt kennis in beweging.’ Daarom heb ik op dat kenniscafé wat solide kennis ingebracht. Iets wat niemand noemde. Het gaat in het leven nuchter gezien om het aanmaken van endorfine, dat is het belangrijkste feelgood-stofje. En waar krijg je dat van? Juist… sport (en seks). Hoe simpel kan het zijn!

De overheid zou veel meer kunnen doen met campagnes en met maatregelen. Vergelijk het met de succesvolle anti-rook-campagne en anti-rook-maatregelen. Bewegen moet. Mensen worden onvoldoende gestimuleerd om het goede voor zichzelf te doen. Wil je gezond blijven, dan moet je in deze prachtige, welvarende, hoogontwikkelde samenleving voortdurend vechten tegen slechte verleidingen. Dus overheid: stimuleer op grote schaal gezond leven: voedsel en beweging is de basis. Moet je eens zien wat er met die zorgkosten gebeurt…, die dalen!

Ik vind fitness-centra geweldig. Alleen al omdat ik in mijn drukke leven kan gaan wanneer ik wil! En ik zit ook nog eens bij het leukste fitnesscentrum van Nederland, Indoor Action in Arnhem.

Wat ik goed vind: het grote aanbod van lessen met goede trainers, de mogelijkheden zelf te sporten, de individuele programma’s plus persoonlijk advies en zelfs de mogelijkheid om gratis fysiotherapie-advies te krijgen. Verder de bar met gezonde producten, het altijd aardige personeel, de sauna en de zonnebank, waardoor ik er 's winters ook een beetje aardig uit blijf zien.... Er is kinderopvang, er is nu ook peuterdans... Geweldig.
Er is ook goede yoga sinds enige tijd en ik zou graag nieuw aanbod zien: namelijk mentale fitness, zoiets als mindfullness. Even tot rust komen op mentaal vlak.
Fitnesscentra zijn commercieel èn doen goede dingen, dat kan samengaan! Zij dragen bij aan de basis van maatschappelijk welzijn en het beperken van de kosten in de zorg.

Hoe simpel kan het zijn: fitness zorgt voor een lang en gelukkig leven. (Heb je geen partner bij nodig!)

maandag 30 maart 2015

Toetsenmakers, vreemde wezens? Citotoer 3.0 - voorjaar 2015

In de buitenwereld staat het Cito –en dus de citomedewerker- niet als heel ‘aaibaar’ bekend, maar van dichtbij blijkt dat toch verrassend anders te zijn. Ze hebben het imago van arrogant, terwijl ze hun stinkende best doen om aan te sluiten op de onderwijspraktijk.

Ik werp mij hierbij op als bruggenbouwer, want ik kreeg tijdens de nieuwe Citotoer 3.0 - waar de nieuwste LVS toetsen in workshops aan de mogelijke afnemers worden getoond- een positiever beeld dan ik tot dan toe had. (Ik was daar de dagvoorzitter) Ook de reacties van de deelnemers tijdens de Citotoer in Zwolle waren overwegend positief, al blijft er altijd voor iedereen wel een probleem met dit soort toetsen, omdat nooit elke toets op ieder kind past. Dat is het dilemma van het soort toetsen dat Cito maakt. Het doel van deze toetsen is nu eenmaal meten waar alle kinderen qua niveau staan, de school kan daar zelf weer lessen uit trekken.

Met open mond heb ik gekeken naar de grafieken die mij en de deelnemers voorgetoverd werden bij de workshop ‘Schoolzelfevaluatie’. Onvoorstelbaar wat je met die toetsen allemaal kan meten. Niet alleen het absolute niveau van waar leerlingen staan, maar ook -nog veel interessanter- of ze veel of weinig vooruitgang hebben geboekt, of zelfs achteruit zijn gegaan. Zo kan iemand die hoge scores haalt, een negatieve score op vooruitgang laten zien. En andersom. De absolute score zegt nog maar heel weinig, groei zegt wellicht meer.




Zo worden ook vaardigheden los van de absolute score bekeken. Met welke sommen heeft deze leerling moeite? Wellicht zit er ergens maar één kinkje in de kabel in de strategie die hij/zij hanteert. Door via de analyse te zien in welke vaardigheid deze leerling herhaaldelijk fouten maakt, kan je dat met instructie snel wegwerken.

Ook werden mij analyses van hele jaargroepen voorgetoverd: de gemiddelde prestaties van deze groep gemiddeld over een aantal jaren en dat weer afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Met één druk op de knop kan je dat allemaal zien! In groep 3 presteerde de groep bijvoorbeeld bovengemiddeld, maar in groep zes benedengemiddeld. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Zieke leerkrachten gehad? In groep 2 al heel goed voorbereid op groep 3? Een zwakke leerkracht ergens, of een methode die wellicht niet goed past? Met deze gegevens kan je als IB’er, adjunct, directeur op zoek naar oorzaken en dus een passende aanpak.

Je moet wel even die grafieken leren lezen en dat kan je je laten uitleggen door die knappe toetsenmakers. Deze mensen zijn niet de grootste feestbeesten, het zijn en blijven precieze wetenschappers, die hun werk minutieus uitvoeren, maar ze zijn wel degelijk betrokken bij het onderwijs. En: ze praten met trots en enthousiasme over hun werk. Dit menstype laat dit niet meteen zien, maar als je ze er direct naar vraagt: ‘Vindt U dit een mooie grafiek?’ dan gaan ze stralen en zeggen ze : 'Oh ja!'

Een stralende toetsenmaker, dat bestaat!




woensdag 11 maart 2015

Foutloos Nederlands, een gevecht tegen de bierkaai?

Moet het niveau van het Nederlands opgekrikt worden onder hbo-studenten? Zelfs voegwoorden schijnen ze niet meer fatsoenlijk te kunnen hanteren. Ik was bij een bijeenkomst (4-3-2015) van de Vereniging Hogescholen over deze vraag, naar aanleiding van een advies van De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (3-3-2015). Die Raad adviseert om een ‘structureel taalvaardigheidsbeleid’ in het hoger onderwijs op te zetten. De discussie ging over hoe je dit aanpakt; met een diagnostische toets of een selectieve toets? Hoeveel tijd, geld en moeite moet erin gestopt worden en waar haal je dat vandaan? Volgens de aanwezige studenten is er helemaal geen tijd voor, gezien het tempo waarin tegenwoordig gestudeerd moet worden. Verder vond iedereen dat er in geïnvesteerd moet worden, behalve ik, maar ik hield mijn mond, want het zaaltje waar gediscussieerd werd zat vol experts die het echt heel goed voor hebben met onze taal. Passie en bevlogenheid proefde ik en ik wilde hun feestje niet bederven. Daarom deze column achteraf.
Een deskundige dame hield een pleidooi voor een forse inzet op betere taalbeheersing, aangezien er allerlei vaardigheden in dat proces mede ontwikkeld worden: helder denken, het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken, opbouwen van een betoog en goed formuleren. Ik vroeg me af of je deze vaardigheden niet ook ontwikkelt als je een filmpje maakt en monteert. De dame vertelde over een vreemde samenvatting die ze kreeg in de vorm van een A-viertje met plaatjes, pijlen en kreten... Een infographic dus. Ze eindigde haar betoog door haar verbazing te uiten over het feit dat ze onlangs op haar verjaardag bij wijze van felicitatie een whatsapp kreeg met een pictogram van een taartje in plaats van een geschreven bericht. En toen wist ik het: deze dame, en met haar vele aanwezigen in dat zaaltje, inclusief De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, zijn bezig met een achterhoedegevecht. Beste betrokken mensen, geef het op, verdiep je in de wereld van de emoticons en ga Engels erbij studeren!
We leven namelijk in een beeldcultuur en in een wereld waarin de globalisering, en dus het belang van het Engels, snel toeneemt. Lang niet meer alle docenten in het hoger onderwijs zijn van origine Nederlands en dat is maar goed ook. Het belang van onze taal en dus ook het belang dat we als samenleving hechten aan de beheersing daarvan, neemt in rap tempo af.
De status die correct Nederlands ooit had, bestaat hooguit nog bij het fenomeen sollicitatiebrief en ook die wordt steeds meer vervangen door een kort filmpje. Een sollicitatiebrief kan je bovendien, voordat je hem opstuurt, vast wel ergens betaald laten corrigeren. Er schijnt ook zoiets te bestaan als een scriptie-correctiedienst, leerde ik in dat zaaltje.
Het belang dat de samenleving hecht aan foutloos Nederlands neemt gestaag af. Overal wordt meer en meer de schouders opgehaald over foutieve d's, t's en dt's. Wie ergert zich nog aan het door elkaar gebruiken van dat / wat, hun / hen, kun / kan? Ik niet. Wel erg is het vervagende onderscheid tussen jou / jouw en -nog lelijker- me / m'n. Maar je ziet het steeds meer.

Zelf ben ik o.a. docent Nederlands en mij mag je midden in de nacht wakker maken voor een grammaticaal vraagstuk. Ik zie in toenemende mate fouten, die pijn doen aan mijn ogen. Ook in deze tekst staat vast en zeker een fout, zo ja, wijs me erop! Tegelijkertijd vind ik het Nederlands Dictee een affront jegens onze niet-westerse medemens. Waarom vasthouden aan onzinnige taalregels, zoals de werkwoordspelling? Als je maar begrijpt wat er bedoeld wordt!

Thuis heb ik twee studerende jongeren, die mij de taalfouten uit hun werkstukken laten halen (wat ik braaf doe). Overigens zijn daar ook Engelse werkstukken bij en dat beheersen zij beter dan ik, dus die hoef ik niet te doen. Ze lezen niet veel, maar bekijken films en documentaires op internet, monteren filmpjes, maken infographics, en sturen mij whatsappje's, waarin zo veel mogelijk woorden worden vervangen door emoticons. Ik zie het niet als verloedering, maar als verandering.
Als je in het hoger onderwijs wil dat het niveau van het Nederlands toeneemt met behulp van toetsen, lessen en andere maatregelen, zal je fors moeten optreden: de motivatie bij de meeste studenten ontbreekt. De omstandigheden en dus de tijdgeest veranderen in rap tempo. Je kan dit alleen doorvoeren als je op een autoritaire manier een standaard inricht met een lesprogramma; de vraag is of je dat wil. Naar mijn idee is het creatiever om aan te sluiten bij de wereld van de studenten en de veranderingen te accepteren en te omarmen.

woensdag 25 februari 2015

Woesj!

Ik werk aan mijn internationale certificering als trainer in de Non Violent Communication. Daarvoor houd ik een logboek bij over de keren dat ik toch nog uit mijn slof schiet, onder het motto: ‘Gradually become less stupid…’, een uitspraak van grondlegger Marshall B. Rosenberg.

Ik ben laat en het is druk. De ruimte ligt bezaaid met fitnessmatjes, steps en gewichten. Mijn favoriete plek is bezet: achter de luidsprekerboxen, waar de harde muziek, die bij 'bodypump' schijnt te horen, nog te verdragen is. Ondanks deze herrie is het voor mij al jaren een effectieve bewegingsles. De dreunende muziek zet in en de instructrice begint: 'Naar beneden, twee, drie, vier en terug, twee, drie, vier...’
Ik zeul matje, step en losse gewichten mee. Achter die vermaledijde boxen probeer ik me er nog ergens tussen te proppen. Niemand schuift ook maar één millimeter op. Dan maar voor de boxen, consequentie van te laat komen. Ook daar is het niet eenvoudig en schuift weer niemand op, ondanks dat ik zoekend rondloop, maar ik zie een gaatje.

Achter mij klinkt meteen een boze mannenstem: 'Moet je nou precies voor mij gaan staan?'
Ik draai me om en snauw: 'Ik wist niet dat jij jezelf zo nodig in de spiegel moet zien.’
Snel graai ik weer mijn spullen bij elkaar en ga helemaal achterin staan. Ik tril na van de felle adrenaline-aanval in mijn lichaam, mijn hoofd is er niet bij. Werktuiglijk doe ik mijn oefeningen. Bovendien schaam ik  mij voor mijn uitval; moest dat nou? Maar hij ziet toch ook wel dat het druk is vandaag? Ik deed juist mijn best om niemand in de weg te staan! Hij gaat er blijkbaar van uit dat ik hersenloos en asociaal voor hem ga staan. Waarom schuift ook niemand een stukje op? En hoezo moet hij zichzelf in de spiegel zien? Het gaat er toch om hoe het voelt, niet hoe het eruit ziet? IJdele kwast… Ach hoewel, misschien wil hij in de spiegel controleren of hij de bewegingen goed uitvoert en is het geen ijdelheid.
Tussen twee oefeningen door, bij het wisselen van gewichten, kruist mijn blik die van de boze man. Ook bij hem meen ik ongemak te bespeuren. Hij doet regelmatig deze les, maar we hebben nog nooit een woord gewisseld. Na afloop aanspreken, even goedmaken? Tijdens het opruimen, zoek ik nogmaals oogcontact, maar hij niet met mij. Ik stap niet op hem af, heb geen woorden paraat.
Op weg naar de kleedkamer loopt een vrouw naast me. 'Hoorde ik dat nou goed?', zegt ze, ‘mocht je niet voor hem staan? Wat een agressieve idioot!’
Hoewel deze veroordeling beslist niet non violent is, doet het me goed. Ik glimlach dankbaar.
De keer daarna ben ik op tijd, zodat ik achter de boxen kan staan. De man is er ook en ik doe weer net als altijd: alsof ik hem nog nooit heb gezien.